Hilde
Overbergh: De hermeneutiek van het alledaagse
Sinds
Constants doodverklaring van de schilderkunst in 1955 heeft
de
vitaliteit ervan nog nooit zo gefluctueerd. Het
medium is intussen reeds zovele malen
uit zijn eigen as herrezen dat we het binnen het domein van de beeldende
kunsten eerder kunnen beschouwen als een rondwarende zombie
dan als een levende entiteit.
Dood of niet, het werk van Hilde Overbergh heeft zich gedurende de jaren
ontpopt tot een oeuvre over het leven zelf. Dit wil niet
zeggen dat ook zij niet worstelt
met de materie van de schilderkunst. De kunstenares is letterlijk en
figuurlijk on top of things. Ze vertrekt vanuit situaties
en confrontaties uit haar dagelijkse
leefomgeving. De enscenering binnen haar doeken is vaak opgebouwd rond
het gegeven van de tafel. Dit versterkt niet enkel het huislijke
karakter van het
tafereel, maar creëert ook een parallelle wereld binnen het beeldvlak.
De tafel wordt een nieuwe drager waardoor zij in een interessante dialoog treedt
met het canvas. Ze is niet enkel een drager binnen een drager, ze creëert
een wereld binnen een wereld. De sporen die erop achtergelaten worden, kunnen
beschouwd worden als elementen die stuk voor stuk bijdragen aan een open einde.
We zouden een en ander kunnen vergelijken met de werktafel van de schrijver
of tekenaar die barst van de koffiekringen, brandplekken van sigaretten en
aantekeningen: stuk voor stuk vormen ze de indicaties van een zekere activiteit,
zonder dat we ooit het eindresultaat hebben kunnen aanschouwen. Hierin is het
werk van Hilde Overbergh ook vergelijkbaar met Bruce Naumans Violent incident
(1986), waarin, op een absurde manier, een glorificatie van het niet-alledaagse
aspect binnen de routine van het dagelijkse leven tot stand komt. Hiervoor
gaat de kunstenares op een zeer suggestieve manier te werk binnen haar eigen
figuratiemethodes. Door haar strakke blikpunten, zoals het vaak weerkerende
bovenaanzicht, creëert ze een beeld dat sterk lijkt te vervlakken.
Toch weet ze dit telkens weer op een zeer subtiele manier te verhinderen
door voor
bepaalde elementen in haar compositie een loopje te nemen met het gebruik
van het perspectief. Zo krijgt haar werk niet enkel inhoudelijk, maar
ook vormelijk
vaak een moeilijk te plaatsen twist. Ook door het gebruik van sjablonen
speelt de kunstenares met de gelaagdheid van de oppervlakkigheid. Enerzijds
probeert
ze hiermee op een haast chirurgische manier bepaalde kleur- en diepte-elementen
uit haar werk te verwijderen. Anderzijds lijkt het alsof door deze interventies
de aanwezigheid van de weggelaten objecten juist versterkt wordt. Hierin
kunnen we een zekere analogie met het werk van John Baldessari gewaarworden.
De regelmatige
terugkeer van gecanoniseerde vormen door het gebruik van sjablonen zouden
we haast ook kunnen interpreteren als een metafoor voor de eenzijdigheid
van het
dagelijkse leven.
Toch
is het niet enkel de narrativiteit die primeert in het werk
van Hilde. Net zoals een bokser, die binnen de beslotenheid
van de ring
zijn fysieke limieten
opzoekt, bakent de kunstenares partijen binnen het canvas af, haar boksringen,
de ruimtes waarin het narratieve plaats moet ruimen voor een zoektocht, een
terugkeer naar de materie van de schilderkunst. Het is zo, balancerend tussen
figuratie en abstractie, dat Hilde Overbergh met veel bravoure absurdistische
injecties de werkelijkheid in schildert. Mike
Carremans
|